top of page
Search

12. A Yeti in Paradise

  • Writer: Marc Krone
    Marc Krone
  • Aug 10, 2020
  • 14 min read

Updated: Jan 23, 2021


ree

2 juli 2020

Soms kan je je zooo eenzaam voelen 's ochtends. Gezellig in je dromen met leuke mensen. Maar als je wakker wordt blijk je toch weer alleen in bed te liggen.

Er is een enorm gevoel van terugwillen naar je moeder. Veiligheid.

Had een erotische droom ’s ochtends. Wilde niet wakker worden. Gevoel van enorm samen zijn en intimiteit en warmte. Maar met wie of wat is helaas bij wakker worden totaal onduidelijk.


"Wil je een zacht gekookt ei?"? Vraagt Bruno terwijl ik om 7.00 uur de eetzaal binnenloop.

Niet denken dat ik gestoord ben, want ik heb hem al sinds 6.00 uur vanochtend tafels op z'n kant ziet zetten om ze droog te laten druipen in de ochtendzon plus nog drie andere kleine werkjes. Hier begint de dag vroeg.

"Graag!"

Mijn ontbijttafel is gedekt voor Lodewijk XIV.

Naast hun eigen ontbijt tafel hebben Bruno en zijn vrouw ergens tussen zes uur en nu al uitgebreid voor mij gedekt.

Brood, vlees, kaas in drie verschillende soorten, allerlei smaken jam, vers fruit, yoghurt, muesli, cornflakes, verse sappen en zelfs een aantal vreemde nog niet eerder geproefde zaken.

De vrouw des huizes zit gezellig aan de tafel naast mij aan een iets eenvoudiger ontbijt. Bruno keert terug met drie perfect gekookte zachte eieren.


Ik moet denken aan de hemelse lunches die de moeder van mijn allereerste vriendinnetje Jakobijn voor ons maakte, vroeger in de tweede van de middelbare school. Jakobijn was een wonderschoon nogal androgyn meisje dat ik in eerste instantie abusievelijk voor jongen aanzag.

"Komt hij hier ook op school?” had ik op het schoolplein, vlak voor de grote vakantie, aan een gemeenschappelijke vriendin gevraagd terwijl Jacobijn ernaast stond.

Dat weerhield haar er niet van mijn eerste echte vriendinnetje te worden. Haar ouders waren zeer well to do: haar vader hoofdredacteur van een grote nationale krant. Wij daarin tegen, hadden geen nagel om aan onze kont te krabben.

Wij hoorden eigenlijk niet in de concertgebouwbuurt thuis. Maar mijn vader had als kunstenaar, via kunstzaken, een geweldig groot huurhuis toegewezen gekregen op de hoek van de van Baerlestraat en de P.C. En zo waren wij, armoedzaaiers, geparachuteerd naar de goudkust, toebehorende aan's lands intelligentsia en toekomstige Beau-Monde.

Goed toegegeven, de P.C. Hoofdtstraat had in die tijd nog gewoon drie slagers, twee groenteboeren, speelgoedwinkel "De stad Neurenberg" en fournituren-winkel “de Vlijt”, maar toch.

Het deerde mijn anarchistische, anti-establishment-kunstenaar vader met zijn grote mond totaal niet. Die “mening-de” zich zo een hoekje in de nieuwe buurt en had ondanks zijn eeuwige torenhoge belastingschuld (vanwege dat hij “kwijtgeraakt” was bij de aanval op het Bevolkingsregister in de oorlog, en 10 jaar later helaas “terug gevonden” en voor 10 jaar aangeslagen werd met 100% boete, maar dat is een ander verhaal) een kast van een huis op stand. Dat mijn moeder in haar eentje 350m2 en een zolder van 150 M2 in haar eentje moet schoonhouden met vier kinderen zonder wasmachine laten we nu even buiten beschouwing.

Het waren andere tijden zullen we maar zeggen.


Jacobijn’s moeder had wel door dat het bij ons thuis niet echt een geregeld leven was met “rust, regelmaat en reinheid”.

Meer “gedoe, chaos en gezelligheid”.

Zij was het soort van vrouw dat in stilte alles doorhad en bezat een oneindige hoeveelheid warmte en vertrouwen zonder ooit klef of “overbearing” te worden. Ik hield van mijn moeder Hassan (ja een mannennaam… Later) maar die had helaas grote moeite met het tonen van genegenheid en was gedurende haar huwelijk met mijn vader een onzichtbare muis die niet voor zichzelf of anderen durfde op te komen. (dat veranderde gelukkig na mijn vader’s dood in 1985, waarna ik er onverwacht een grote kameraad aan won) daarom snakte ik heel erg naar de doortastende begripvolle liefde van Jacobijn’s moeder die in de oorlog een PCB koerierster was geweest en dus van wanten wist. Een schitterende vrouw.

Zij maakte in onze grote pauze “Lunch” -en dat diende op z’n engels te worden uitgesproken “Laaansj”- voor ons. Voor mij iets ongekends.

Met Arabia porselein, Earl Grey (een unicum in de van Nelle jaren 70), scrambled eggs (ook zoiets hemels) en… speciaal voor mij gekocht…mijn lievelingsjam: Ananas. Van Hero. Duur dus.

Ik moet nu nog 50 jaar later heel vaak aan Jacobijn’s moeder denken. Ze stierf zeven jaar later aan keelkanker. Voordat ik een brief aan haar kon versturen waarin ik vertelde hoeveel zij voor mij betekende. Niet wachten in het leven.


Ik krijg ontbijtstress: je wil als er zo’n uitgebreide keus is en alles is vers en lekker eigenlijk ook alles eten en proeven.

En als lange-afstands-hiker krijg je ook de handigheid van “pré-binging” en “post-starving”. Een gewoonte die ontstaat als je te veel spullen inkoopt.

Je hoeft maar een keer buiten de supermarkt erachter te komen dat 50% van je inkopen niet in je rugzak passen, waardoor je genoodzaakt bent een liter melk een liter yogurt een pak chocolade koekjes, (die smelten onderweg idioot) twee bananen plus een paprika (hoezo?) en een droge worst weg te werken op de parkeerplaats om de voordelen van pré-binging te leren, je hebt na deze stop 1,5 dag geen honger meer; dus kan je vijf dagen door met de proviand van vier. Eigenlijk 6 want je kan raar genoeg als je wandelt ook heel lang zonder eten. Dus na de vijf dagen kan je een hele dag gewoon niet eten: een dag post-starving. Hupsakee net zo makkelijk.


Ik ga als een gek in de breedte eten. Van alles een beetje. En als ik half verzadigd half misselijk na een half uur uit het raam kijk zie ik Bruno en zijn vrouw samen een sigaretje roken bij de omheining van het terras. Ze kijken elkaar heel lief aan en dan geven ze elkaar een liefdevolle kus.

Deze twee zullen nooit de cover van de Linda halen maar sorry, ze staan dichter bij de rust van de Daila Lama dan 99% van de Happiness lezers; en ik verkeer liever hier met hen dan in wat Adriaan van Dis beschrijft als “de Hoofdstedelijke Krabbenmand”


Pakken. Opladen. Gaan.

Nix aan te doen.

Mijn God wat leer je afscheid nemen.

Maar ook: wat realiseer je je dat dat alles eindig is.

Everything must change

Nothing stays the same

Zingt Nina Simone in het schitterende nummer van Gerhard Ighner.

Ik weet het, maar ohhh wat wil ik graag blijven.


Als ik buiten sta stapt net Giovanni lachend van zijn fiets. Die is al uitgebreid een berg op en af geweest waarschijnlijk. Toen ik vanochtend om 6.00 uur opstond was ik stoer, nu voel ik mij een luxepaardje. "De weg naar de W hut? Ja volg dit pad maar… kom je er vanzelf".

De dag is begonnen.


Hoe het komt dat ik binnen een uur al half in een rivier gevallen ben; bijna mijn stokken verloren in een woeste stroom -net nog met een reuze grijpzwaai van mijn linkerarm ze boven het kolkende water weggegrist- en vervolgens in een hyper-steil bos totaal de weg kwijt ben is mij een raadsel.

Maar toch is het zo.


Tja onderweg toch nog even bij een houtvester gevraagd of dit het juiste pad was.

Weer die afwezige macho blik en het “ja, ja je kan ook die kant het pad naar boven nemen volgens mij” Niet dus. Wanneer leer ik het nou om niet te luisteren naar WAT mensen zeggen maar naar HOE?

Enfin.

Ik denk na die aanwijzing dat ik ergens de juiste afslag naar links meen te zien. En dan begint het psychologische oorlogsvoeren met jezelf.

“Nee ik ga niet terug, ik heb net tot bloedens toe 200 meter geklommen en zeker 50 hoogtemeters gemaakt. Dit moet kloppen”.

“Waarom klim ik dan al 10 minuten over bomen?”

“Ach het is gewoon effe doorsteken”.

“Behalve fout is dit ook nog gevaarlijk”

“Volgens mij loopt het pad daar”.

En zo ontstaat er een wonderlijke discussie tussen “ik” en “mijzelf”.

Het is al eens gezegd maar de geest is echt de meest ontrouwe kameraad die je kan hebben. Nauwelijks heb je besloten dat je goed zit (of fout, maakt niet uit) of die innerlijke stem kiest als een vuile hersen-NSB-er de andere kant en begint die met kracht te verdedigen. Het is behalve om gek van te worden ook hallucinerend je te realiseren dat je eigen geest je zo compleet saboteert.

Want zoals al opgemerkt door Eckhard Tolle nadat hij “ik kan niet meer leven met mijzelf” had geschreeuwd in een psychose en er vervolgens daardoor van schrik uitschoot; Er is maar één ik.

Potdomme tegen wie lul ik dan de hele tijd?!!

Mijn totale over het paard getilde ego dat vanochtend weer probeert de woudloper uit te hangen wordt behalve door de werkelijkheid ook door zichzelf feilloos pootje gehaakt.

Nat, kapot en pathetisch bevind ik mij dan na nog een ongeplande doorsteek weer op het pad.

Of nou ja, pad…

OKE ik geef het toe!

DE WEG.

Ik ben pas een uur bezig!

Mijn onderkant nat van de rivier, de bovenkant nat van het zweet, sta ik gewoon op een smalle kiezelweg naar boven.

Moet toch een beetje om mijzelf lachen.

Waarom probeer ik de werkelijkheid toch steeds te slim af te zijn?

Wie kijkt er? Wie jureert? Wie geeft punten?

Ik sta hier op middelbare leeftijd nog steeds een beetje Ivenhoo-tje te spelen en bedenk er mooie verhalen bij.

When will I ever grow up.

Drinken. Uithijgen en door.


ree

Nu ik weet dat ik goed zit en er gewoon rood witte strepen verschijnen ziet mijn zorgelijke ziel zijn kans schoon en begint lange jengelende gesprekken tegen mijn ex.

Stap voor stap, over and over again. Precies benoemen wat ze allemaal fout heeft gedaan. Repetities van een gesprek dat nooit zal plaatsvinden.

Als ik niet oplet gaat dit de hele dag zo door! Een man die in zijn eentje woedend door de bergen stampt terwijl hij scheldt en tiert. Iemand de les leest die er niet is en z’n gelijk probeert te halen in een verloren zaak


Fie Carlsen, ooit “la grande dâme du theatre” in Nederland, bracht in 1960 een grammofoonplaat uit (dat waren nog eens tijden!) met haar programma Een Vrouw Telefoneert. Een lange monoloog van een vrouw die verschillende personen aan de telefoon heeft.

Tegen haar dochter die aan de andere kant in tranen is over haar verloren liefde zegt ze: “als jouw kussen hem niet bij je kunnen houden, kunnen je tranen het zéker niet”.


ree

Maar ohhh wat willen we, nee moeten we ons punt maken, gelijk krijgen, gezien worden, getroost en gewiegd.

Zelfs nu nog.


Toen, 20 jaar geleden, een van mijn grote liefdes, besloot dat haar carrière belangrijker was dan haar verhouding met mij, heb ik haar een brief van 30 (!) kantjes geschreven.

Ik moet m nog ergens hebben!

Ik stond er op hem aan haar voor te lezen. (Ja ze zou inzien dat ze helemaal fout zat)

Weken was ik bezig geweest met het schrijven, herschrijven, printen en inbinden van het boekwerk.

Een totaal geestelijk wrak was ik ondertussen.

We hadden afgesproken in het lege appartement van een vriend aan de Vogeltjesmarkt in Antwerpen.

Het was een stralende lentedag en ze kwam op teenslippers in een nietsig jurkje aanzweven over het plein terwijl ik als een verlepte Gollum haar zwetend zat op te wachten.

Alles aan haar verraadde dat ze de zaak al lang en breed achter zich had gelaten en opgelucht mij van haar schouders had geworpen. Ohhh hoe wreed zijn toch die eerste ontmoetingen na een scheiding.

Anderhalf uur had ik nodig om mijn zaak te bepleiten. De brief voor te lezen, mijn gelijk te bewijzen.

Haar huilend te doen inzien dat ze de grootste fout van haar leven had gemaakt. En mijn smekend om vergeving te vragen voor haar stommiteit.


Maar nadat ik de brief helemaal had voorgelezen (En ook het tweede deel… hoe nu verder enzo) viel er een stilte.

De dag was nog jong en er floten vogels buiten: het was immers zondag.

“Is dat alles?” vroeg zij vriendelijk.

“Ja” stamelde ik. (Ik had gehoopt op crisis, tranen, smeken wat dan ook; maar niet dit)

“Dan moet ik nu weer gaan. Ik moet om 14.00 uur terug in Essen zijn”. (Ze speelde namelijk de hoofdrol in een grote Duitse musical.)

Zij nam liefdevol afscheid en verdween even licht en onaangedaan als ervoor. Mij in totale katatonische verbijstering achterlatend.


Pas op 18 jaar later las ik in Susan Piver’s “The wisdom of a broken heart” dat, wat ik gedaan had ongeveer het stomste is wat je kan verzinnen. Zij zelf had jaren geleden exact hetzelfde gedaan.

Met exact hetzelfde resultaat.

Niks namelijk.


“Het heeft geen zin Marc, die gesprekken met de bomen, begrijp dat nou eens! Ben hier en nu”.

Met uiterste krachtsinspanning dwing ik mijzelf om, uit mijn hoofd, in het heden te gaan.

Waarom willen we toch altijd in het verleden zijn met onze gedachten, of in de toekomst?

Eeuwig bezig oude shit te recyclen of verloren dromen te bewenen. Of bang te zijn over wat er eventueel mis zou kunnen gaan. Angsten waarvan meer dan 99% nooit uitkomt, maar waar we, in het helse gesprek tussen”mijzelf en ik” ondertussen heilig van geloven dat ze gaan gebeuren.


Ik doe deze loop om mijzelf uit die verdomde mindfuck te halen. Vervang irreële angsten door werkelijk gevaar en je bent zo in het nu. Ervaring leert dat er maar één grote blaffende hond voor mij hoeft te staan en ik ben al mijn zorgen vergeten.

Het is al de eerdergenoemde keuze tussen shit en more shit.


Ik overstem de gesprekken. Bloem, rose, distel, margriet, lijkt op madelief, steen vast, steen los, struik, rose, alpenroosje.

En dan: laat ook die verdomde slimheid en betweterigheid eens varen! Van alles weten hoe het werkt, hoe het heet, wat het is... Alleen zijn, Waarnemen. Zien.

Wolk, steen, groen, struik, wind, lucht, kak, ik, ben, moe, gebouw, werk, voet, pijn, shit, druk, kak, godverdomme de godver, mijn voeten zijn nat.

ree

Probeer het maar eens.

Ons brein is als een aap die ze aan alles wat langskomt vast grijpt en wegslingert.


Ik begin te begrijpen waarom ik in mijn leven zoveel moeilijke en gevaarlijke dingen heb gedaan. Gewoon om mijn hoofd stil te krijgen. Stoppen met slim zijn. Te zijn.

Terwijl ik dit allemaal een beetje bij elkaar bedenk heeft de weg besloten op te houden en is er op een steile stenige helling een afslag naar links.

Dat zal je leren!


Een half uur later klim ik langzaam een kom in. Her en der liggen meer dan manshoge rotsblokken temidden van het ruwe puin. Ik bevind mij duidelijk in de uitlopers van een oude gletsjer die zich onder invloed van de, volgens Trump niet bestaande, global warming heeft teruggetrokken.

Het steil omhooglopen heeft nu plaats gemaakt voor klimmen en klauteren over enorme blokken scherp kalksteen.

Je begint hoe langer je loopt op zo’n tocht steeds beter te voelen of blokken en stenen vast of los liggen. Zeker als je -zoals ik- alleen loopt kan je je geen één echte fout permitteren. Zaak is dus langzaam te gaan en heel erg snel een instinct te ontwikkelen over de stapvastheid van stenen en rotsen.

Hoe ligt i ingebed, wat is de vorm, hoe is zijn positie… Alles telt mee. En als je moeier en moeier wordt word je gemakzuchtiger. Tot twee keer toe maak ik een inschattingsfout en beweegt de steen onder mijn voet. Vloeken op jezelf: ”Stomme klootzak kijk dan ook uit. Slappe zakkenwasser”. Hardop. Er is in de wijde omtrek toch niemand te bekennen.


ree

Nergens een teken. Nou kan je in zo’n smalle vallei vol stenen niet heel fout zitten en we moeten omhoog. Maar de officiële route is meestal de eenvoudigste en minst energieverspillende. Die heb ik in ieder geval nietNu splits je jezelf in de alwetende gids in het klein jongetje dat constant in de gaten gehouden dient te worden. Bestraft, geprezen, aangemoedigd, afgeremd.

Alleen? Ik ben, als het erop aankomt, totaal schizofreen en in constant gesprek met een van mijn subpersoonlijkheden.

Hoezo “ik en mijzelf, Eckhard?“ Ik heb nog een kind van acht, de Wezel, Stapper, de Regisseur, prof. Peertje en nog een tiental andere personen ik “IK” noem. Voordat ik uit mijn zelf opgelegde levenspsychose ontwaak moet er nog wel het één en ander gebeuren.


Bovendien als twee van die personen met elkaar bezig zijn kan ”IK” ook nog van buiten af kan meekijken en meeluisteren en mij verbazen over de naïviteit van dit alles.


Waarom lees ik of hoor ik hier zo weinig over? Of let ik gewoon niet op?

Waarschijnlijk dat laatste.

Want nu ik erover nadenk, ik heb na de breuk met Christa (de danseres die piloot werd) in 2008 een hele zomer het boek Geluk zonder voorwaarden van Singer zitten lezen aan de oevers van het Lago di Lecco in Onno. (Waar Terror-Jaap mijn ochtenden tot een hel maakte. Maar dat is een ander verhaal)

En in dat boek staat het gewoon allemaal beschreven. Gewoon niet opgelet.


Ik ben zo bezig om niet mijn benen te breken of mijn enkels te verzwikken dat ik na 25 minuten mij realiseer dat ik alweer 20 minuten geen Waymarks meer zien.

Jezus, Ik ben echt een man. Geen enkel talent voor multitasking. Hoe-moeilijk-kan-het-zijn???

You had ONE job.

Nu begin ik wat onduidelijk te zigzaggen door de steeds dieper wordende vallei en om mij heen te kijken of ik ergens het pad kan ontwaren.

Dat gaat hem natuurlijk van zijn lang zal ze leven niet worden want in een landschap als dit is er geen pad. Er is een richting.


Het gaat zo in morene en puin: je staat bij een steen met een Waymark (meestal een enorm rotsblok dat je niet kan missen en dat bij hevige sneeuwval ook zichbaar blijft). Je speurt op zo’n 100 m dan zie je in de verte een nieuwe Waymark. Daar klim je dan naartoe. Als je een bocht moet maken of afslaan is de Waymark in de vorm van een winkelhaak.


Maar toch kom ik hoger en verder. En het hoofd staat even stil.

Als ik ook even stilsta -letterlijk- zie ik dat het hier van een adembenemende schoonheid is.

Alles wat je je wenst op hike is hier: torenhoge ruwe rotsformaties, stilte en een half bewolkte lucht. Even overweldigt de statige stilte mij. Alsof de natuur even de adem inhoudt.

Ik werk mij een weg naar boven en omdat ik een enorme verzameling blokken van zo’n 4-5 m hoog langs moet vind ik -geheel per ongeluk- het pad terug. Het ligt helemaal aan de rechter zijkant van het met sneeuw overdekte puinveld. Eigenlijk logisch.Het is een prachtige klim. Als ik even later over een rand kom ligt er enorm sneeuwveld voor mij. Ik ben al wat sneeuw overgestoken, maar dit is andere koek. Onoverzienbaar en vol verraderlijke gaten, zwarte aanslag en onderstromend ijswater.


ree

Ik begin nu ernstig te twijfelen aan mijn schoenenkeuze.

Jarenlang heb ik op stevige bergschoenen van Hanwag gelopen. Geweldig spul. Nog nooit een blaar gehad!

Toen ik mij een keer liet verleiden tot een andere merk (cool, en je moet ook eens wat anders proberen) had ik naar de hike in Les Alpes Maritime met de Kadokistan groep, drie weken gevoelloze schenen: gewoon alle zenuwen kapot.

Ik draag nu, geheel naar nieuw Amerikaans voorbeeld, geen bergschoenen meer, maar trailrunners. Dat zijn heel stevige sneaker-achtige schoenen met zolen met veel profiel. Voordeel: licht. Wel snel nat maar ook snel droog. En dit merk, Altra, heeft extreem brede voorvoetruimte en ik met mijn apenvoeten en een historie van bijna fatale ontstekingen aan mijn tenen (je staat raar te kijken als die plotseling zwart worden: echt gebeurd) zag ik het niet zitten om twee maanden in hitte en nattigheid opgesloten te zitten in hoge lederen schoenen.

Nu met al die nattigheid en sneeuw velden weet ik het nog niet zo. Ja amerikanen lopen niet 90% van de tijd door alpine terrein maar ook heel veel lange vlakke stukken. En het enige vlakke stuk dat ik tot nog toe hebt kunnen ontwaren was mijn eerste 6 km van de trein naar Tarvisio.

Daar sta ik dan met pathetische loopschoenen in zwaar terrein.

Dit, is dit keer geen stomme fout maar een weloverwogen keuze. Dus... doorzwemmen Jantje.


De voeten die het gaas aan de bovenzijde al sinds vanochtend nat zijn, soffen nu door de ijskoude sneeuw. Mijn tenen hebben onmiddellijk de hoop opgegeven en liggen als stinkende ijsklompen in de totaal poreuze schoen.

Dat is onhandig want als het omhoog gaat moet je als het ware trapjes in de sneeuw schoppen met de teen van de schoen. En deze zijn van gevlochten nylon in plaats van met stalen versterkte profielzolen en gelooid leer aan de bovenzijde.

Dat schoppen is dus heftig moeilijk en weinig effectief.

“Niet vallen, niet vallen”, bijt ik mijzelf toe. Ik zie mij al half uitglijdend, met een verstuikte enkel de berg af rollen.

Schop, stok, stap, schop, stok, stap. In deze helsvermoeiende opeenvolging vraag ik mij plotseling af:

Waarom?

Waarom in godsnaam loop ik hier te ploeteren. In de kou bovendien. Het is verdomme 7°... en 0° bij mijn voeten.

“Dit is de zomervakantie God!!!” schreeuw ik machteloos tegen de torenhoge rotswanden.”Wat is dit voor grap?!!”

En ja hoor… dan wordt ik natuurlijk op mijn wenken bediend: in een flits zie ik mijn ex. Op een strand in Bali. Ze heeft een kleine zwart met geel en roze bikini aan. Haar buik is donker brons. Ze lacht naar mij vanuit de verte neemt een slok van iets uit een lang glas en duikt plat op een surfplank de zee in. Haar kont pront omhoog.

“Kut wijf!!! Godvergeten kuthoer!”

Het echoot.

Twee keer snik ik heel hard en bedenk mij dat ze misschien wel een bange leugenachtige lafbek is, maar dat ze echt geen enkele verantwoordelijkheid draagt voor het feit dat ik hier een beetje als een dol geworden Yeti door de sneeuw loopt te zwoegen.

Hou de dingen een beetje gescheiden Marc, zou ik zeggen.


“Stomme lafbek!”

Het klinkt al niet meer zo overtuigend.

Trouwens het helpt niet.

Schop, stok, stap… schop, stok, stap.

De tranen lopen over mijn wangen en al mijn woede, onmacht en frustratie gaat in het klimmen zitten. Alsof de berg de pijn zelf is, schop ik er tree voor tree mijn weg in, over haar koude huid. Plotseling ben ik ook niet bang meer. Het is een kruistocht tegen de pijn.

Die kutberg zal er van lusten.


Een half uur later kijk ik op. Langzaam is de helling vlak geworden. En ik sta helemaal alleen, geflankeerd door door hoge toppen op een enorm sneeuwveld.

Er drijven flarden wolken over.

Het is een staaltje pure schoonheid.

Koud. Oké. Maar mooi.

En om de een of andere reden komt het binnen.

Heel erg.

Rauw, koud, woest en totaal zonder opsmuk.

Natuur puur om zo te zeggen.

Geen filters, maar onversneden schoonheid die ook gevaarlijk is.

En weer stromen er tranen over mijn wangen. Maar nu van geluk. Omdat alles om mij heen recht naar binnenkomt. Dat wat ik vanochtend probeerde gebeurt nu als vanzelf. Alleen maar waarnemen, Alleen hier en nu zijn. Maar ik heb dat goddank niet door.

Ik sta gewoon te staan. Mijn hart slaat 220 slagen per minuut, mijn adem is gejaagd om genoeg zuurstof binnen te krijgen.

Heel even vlieg ik.





 
 
 

Recent Posts

See All
40. Under way

29 juli 2020 Krinner - Hoch Frederik. Het is een genoegelijke wandeling. De zon schijnt en we lopen door het sprookjesbos. Gisteren was...

 
 
 
39. Een steen in het water

28 juli 2020 6:30 dichte hut het parmantige heertje De mens lijdt het meest door het lijden dat hij vreest. Of in normaal Nederlands: het...

 
 
 

Comments


Join My Mailing List

Thanks for submitting!

  • Instagram
  • YouTube
bottom of page